Rimmie 20 jaar bij het LCN!

Preverbale logopedie is de afgelopen 20 jaar ontzettend ontwikkeld

Rimmie Panneman is de specialist op het gebied van preverbale logopedie bij Logopedisch Centrum Noord (LCN). Twintig jaar geleden werd ze voor deze functie gevraagd. Ze startte met twee dagen per week. In de loop van de jaren is haar werkweek steeds meer uitgebreid. Haar specialisme bleef. Ieder jaargesprek benoemt ze tevreden dat ze de mooiste baan heeft die er is.

Kun je eens iets vertellen over jouw specialisme?

“Met preverbale logopedie help ik kinderen die moeite hebben met eten, drinken en slikken. Bij LCN zijn we gespecialiseerd in specifieke doelgroepen. Daarbij moet je denken aan kinderen die te vroeg geboren zijn, kinderen met neurologische, metabole- of hartproblemen en kinderen met syndromen, waaronder het syndroom van Down. Bij deze laatste doelgroep zijn we vanaf dag één betrokken om ze vanaf het begin zo effectief mogelijk te laten drinken. Daarnaast word ik ook ingeschakeld bij kinderen waarbij het verwerken van stukjes eten moeilijk gaat of die steeds minder gevarieerd eten.”

Hoe wordt logopedie ingeschakeld?

“In de meeste gevallen word ik door kinderartsen ingeschakeld, maar soms ook door andere specialisten zoals een cardioloog, neuroloog en de kinderarts voor metabole ziekten van de ziekenhuizen in de regio (Wilhelmina Ziekenhuis, UMCG, Martiniziekenhuis) en een enkele keer de gespecialiseerde ziekenhuizen elders in het land. Het voordeel van 20 jaar in het vak zitten, is dat ze je gewoon weten te vinden. Ik heb ook hele nauwe contacten met de verpleging van de kinderafdeling, de fysiotherapeuten en de pedagogische medewerkers, doordat ik op consultbasis op de kinderafdeling van het Wilhelminaziekenhuis werk. Verder word ik heel veel ingeschakeld door de jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen van de GGD. Het mooie is dat ik in het ziekenhuis over het algemeen de iets complexere problematiek zie en die kennis kan meenemen naar de GGD.”

Je werkt met best wel veel verschillende disciplines samen…

“Ja klopt. Na de geboorte van een kindje met het syndroom van down worden bijvoorbeeld direct een fysiotherapeut, kinderarts, verpleegkundige, maatschappelijk werker en logopedist ingeschakeld. Er staat dan een heel team om de ouders heen, die ze opvangt, begeleidt en informeert. Maar ouders ook gewoon laat genieten, omdat ze een kindje hebben gekregen.

Verder zit ik nog in het Eetteam van Assen. Binnen dit team werk ik samen met een diëtist, een orthopedagoog, een psycholoog, een kinderfysiotherapeut en een kinderarts. Bij het Eetteam hebben we één keer in de twee weken spreekuur en zien we kinderen van nul tot achttien jaar. Dit zijn vaak kinderen met overgewicht of juist ondergewicht. Ik zie daar vooral de kinderen die selectief eten of technisch niet goed kunnen eten. De kinderen met overgewicht en ondergewicht komen over het algemeen niet bij mij. Zij hebben meer aan gedragsmatige ondersteuning. Soms kom ik bij kinderen met ondergewicht wel in beeld, bijvoorbeeld wanneer ze heel moeilijk kunnen kauwen en daardoor heel traag eten en te weinig binnenkrijgen. Dan kan ik helpen door ze te leren kauwen en slikken.”

Hoe ervaar jij de samenwerking?

“We weten binnen multidisciplinaire teams precies van elkaar wat iemand waard is. Bij een casus waarbij ook gedragsmatige aspecten zijn, moet ik weleens oppassen dat ik geen orthopedagoog word. Soms maken we wel de keuze dat ik ga overleggen met de orthopedagoog over hoe we een bepaalde casus het beste kunnen aanpakken en dat ik dan die werkwijze overbreng op het kind, zodat het kind één discipline minder hoeft te zien.”

Hoe belangrijk zijn ouders tijdens de behandeling?

“Ik zie heel veel kindertjes jonger dan een half jaar. Ik heb dan soms te maken met ouders die onzeker zijn, omdat het niet goed gaat met hun kind. Het is de kunst om de ouders voor te doen hoe het moet en het daarna eigenlijk direct weer uit handen geven. De ouders moeten het zelf doen. Ik kan ze dan vertellen wat ze goed doen en hoe ze het net nog even anders zouden kunnen doen. Ik vind het belangrijk om ouders serieus te nemen en om ze niet met een vingertje terecht te wijzen. Dan bereik ik ze niet.”

Zijn er ook nieuwe inzichten en behandelmogelijkheden?

“De preverbale logopedie is ontzettend ontwikkeld en wordt gelukkig steeds meer erkend, maar ik ben me ook blijven ontwikkelen. De afgelopen jaren heb ik meerdere scholingen gevolgd. Door elke cursus leer ik weer bij, maar ook door het behandelen van heel veel kinderen leer ik steeds meer mogelijkheden kennen en kan ik steeds breder kijken hoe we preverbale problemen kunnen aanpakken. Sommige nieuwe technologieën zijn we als preverbale logopedisten trouwens minder blij mee, zoals het laseren van de tongriem. Door het laseren maken ze het vliesje los, waardoor er meer ruimte komt. Dit is een prima behandeling als het echt nodig is, maar onderzoek heeft uitgewezen dat het in 90% van de gevallen niet nodig is en dat het vaak ook niet de oorzaak is van het probleem.

Sinds vier jaar ben ik ook SI-therapeut. SI staat voor sensorische informatieverwerking. Dat maakt ook dat ik weer heel anders kijk. Ik kijk hoe kinderen reageren op alle prikkels om hen heen. Als iemand niet lekker in zijn vel zit of als er veel te veel informatie binnenkomt, is een kind soms niet in staat om te eten. Want voor eten moet je je focussen. Nu ik SI-therapeut ben, maakt dat ik nog completer kan kijken naar een kind. Vooral in deze tijd van heel veel prikkels is dat enorm belangrijk.”

Als je terugkijkt naar al die jaren ervaring, wat maakt je dan blij?

“Ik denk dat ik al 20 jaar bij LCN zit, omdat het gewoon heel goed loopt. Ik heb hier best veel vrijheid en maak de afspraken zelf, dus ik bepaal ook zelf wanneer ik wil werken. Als ik denk van ‘het past me deze middag niet’, dan houd ik die middag vrij. Uiteraard mits mijn agenda dat toelaat. Ook de vele verschillende lijntjes vind ik heel leuk. Mijn werk is heel gevarieerd en ook héél dankbaar. En ik heb nog steeds de mogelijkheid om mij te ontwikkelen binnen het werk en daar biedt het LCN mij gelegenheid voor en dat blijft een uitdaging. Elke dag weer.”